Trektocht door Bosnië: verdwaald in de wildernis

Verdwalen door doodlopende en niet bestaande paden
Bij het grindpad overwegen we de opties. Het grindpad volgen is geen optie, die leidt nergens heen, het is een doodlopend pad tot diep in de bossen, een richting op waar we totaal niet heen moeten en waar geen enkele bebouwing is. De enige opties zijn teruglopen, wat nog uren zal kosten en waarbij we letterlijk terug bij af zullen zijn, of de gps volgen en grofweg in de richting lopen waar we heen moeten. Hier heb ik af en toe een beetje ontvangst en zie ik op google maps dat er hemelsbreed op zo’n 300m verderop een groter pad moet liggen. Een pad die naar dorpen zal leiden. We balen gigantisch en voelen ook een behoorlijke druk: welke optie we ook kiezen, ze zijn beiden waardeloos. Ik wil het liefst zo snel mogelijk richting bewoonde wereld, maar durf niet goed de bossen in en van het pad af.
Optrekkende mist en onzekerheid
Zo staan we te dubben, terwijl de mist verder optrekt en een kilte met zich meebrengt. Het lijkt alsof het al schemert. Uiteindelijk hakken we de knoop door en wagen het erop: het kan nooit ver zijn door het bos om bij het pad te komen, we moeten even de schouders eronder zetten en doorzetten. Hier en daar zit graffiti op de bomen wat aangeeft dat er in het verleden houthakkers actief zijn geweest, waaruit ik concludeer dat landmijnen hier niet aannemelijk zijn. Maar ja, zekerheid hebben we niet…
Hachelijke onderneming
Eenmaal de keuze gemaakt, komen we er al snel achter hoe hachelijk onze onderneming is. Het bos is werkelijk een ondoordringbaar oerbos, waar al decennialang geen mens is geweest. Ik word bang en terwijl we dwalen, de gps van mijn horloge volgend die steeds weer lijkt af te wijken, vallen we allemaal stil en blijven we staan. Ik trek dit niet. Ik zie de kinderen ons bezorgd en afwachtend aankijken, zij en ik net zo goed hebben behoefte aan vastberadenheid, aan daadkracht en duidelijkheid om het veilige gevoel te waarborgen. Het lukt mij nu niet, en ik geef steef mijn horloge: ‘ik heb leiding nodig, alsjeblieft, neem jij mijn horloge met gps, en neem de leiding, zeg waar we heen moeten. En als je het niet weet doe je maar alsof, maar vertel alsjeblieft wat we nu moeten doen.’
‘Iemand moet de leiding nemen’
In een vergelijkbare situatie ben ik nog nooit van mijn leven geweest, en het verrast me dan ook hoe we hier met elkaar op reageren. Maar tijd om te reflecteren op dat moment heb ik niet. Ik wil hier weg, ik wil mijn kinderen hier weg hebben. Met Steef voorop, volgen we in een lijntje, lopend in elkaars voetstappen. Het bos is ondoordringbaar, met planten die ver boven onze hoofden groeien, prikkelplanten die we wegslaan met onze stokken en houten stammetjes die we vinden. Een zeis en kapmes hadden hier geen overbodige luxe geweest. Nu Steef de leiding neemt, en de rust bewaart, zakt de paniek en angst een beetje, en komt er ruimte om elkaar op te peppen, te motiveren, te helpen.
Teamspirit in stressvolle tijden
In zo’n stressvolle, onzekere situatie ben ik tegelijkertijd zo onder de indruk van de kinderen, dat ze hun klagen en ongenoegens opzijzetten, en daarvoor in de plaats een prachtig groepsgevoel naar boven komt. We hebben elkaar nodig, en vormen een team. Mijn dochter houdt de planten opzij voor de anderen, mijn zoon helpt de jongste om over een stam heen te klimmen of juist van een rots af te komen, de jongste let goed op of iedereen wel bij elkaar blijft. Ze zijn ongelooflijk moedig en sterk.
Potentiële berenholen
Ik ben de pootafdruk nog niet vergeten, en om me heen zie ik duizend potentiële berenholen en verstopplekken van wilde dieren. We stappen over rotsblokken met tapijten van dik mos, die verhullen dat er tussen de rotsen soms gigantische spleten zitten. Als ik een volgende stap zet, zakt mijn been ineens weg, verdwijnt tussen twee rotsblokken die door het mos onzichtbaar was. Mijn been komt klem te zitten en ik klap met de rest van mijn lichaam naar voren, in één kaarsrechte beweging. Godzijdank de goede kant op, waardoor ik mijn knie niet verdraai, maar wel keihard stoot tegen de rots voor me. We schrikken ons kapot. Dit is dus wat er kan gebeuren. Gelukkig is het niet meer dan een beurse plek, ik heb geluk gehad dit keer. We proberen nog waakzamer te blijven met elkaar.
Onzichtbare aanwezigheid in de bossen
Steef roept dat we zijn kant op moeten, maar vanuit mijn positie achteraan zie ik hem al niet meer. Ik volg mijn kinderen voor me, die op hun beurt hun voorganger volgen. Steef is aanbeland bij een veld bedekt met brandnetels die tot onze schouders reiken. Zo goed en kwaad als het kan slaat hij een weg door de planten heen, maar we ontkomen er niet aan onze armen en benen compleet ten prooi te laten vallen aan de jeukende en brandende bladeren. In stilte spreek ik de bewoners van het bos toe, vooral de beren: ‘we komen in vrede, we zijn slechts passanten, gun ons een veilige doortocht. We zullen jullie met rust laten, laat ons asjeblieft ook met rust en laat ons veilig het bos doorkomen…’. Mijn blik soms van links naar rechts, de aandacht getrokken door schimmen of bewegingen aan de rand van mijn blikveld. Ik bemerk de onzichtbare aanwezigheid die heel duidelijk voelbaar is.
Vallen en opstaan
Met de obstakels op ons pad, waar geen einde aan komt, is er vaak geen tijd om angst te voelen. We moeten onze kop erbij houden. Het tempo ligt ontzettend traag, we vorderen stapje voor stapje. Na het brandnetelveld staan we ineens aan de rand van een afgrond, en kijken we de diepte in. Hier is geen mogelijkheid om rechtdoor te gaan zonder te pletter te vallen, waardoor we een heel eind moeten omlopen om verder te komen. De hemelsbrede afstand neemt vooralsnog enkel toe, in plaats van af. Op een andere plek glij ik uit in gladde modder op een schuin stuk, verlies mijn evenwicht en val hard op mijn zij. Ik krabbel beduusd overeind en voel alleen maar meer noodzaak om hier weg te komen.
We zijn kwetsbaar
Niet veel later klimt Fosse over een gevallen boom, en haalt zijn been open aan een uitstekende tak aan de stam. Hij gilt het uit, en ik voel opnieuw de paniek toeslaan. ‘Het zal toch niet… als er nu echt iets is, dan is het compleet foute boel. Geen bereik, geen mogelijkheid om überhaupt hulptroepen te laten komen’. Ik durf bijna niet te kijken naar wat er is, maar ik moet wel. Het valt gelukkig mee, een schamp op zijn been. Zijn reactie is vooral de schrik en opgekropte angst of spanning, vermoed ik. Wederom worden we gewezen op onze kwetsbaarheid en ik wijs iedereen erop dat we echt onze kop erbij moeten houden. Voorzichtig, voorzichtig!
Tergend traag
We vorderen traag, eindeloos traag. We slaan de planten weg, trappen ze plat, stampen met onze voeten op de grond, helpen elkaar bij steile stukken, hoge opstappen en over spleten heen. We zakken weg in diepe lagen bladeren, modder en mos, en houden elkaar en de omgeving scherp in de gaten. We zorgen ervoor altijd degene voor ons te kunnen zien.
Emotie eten
Eindelijk, na uren, roept Steef vanuit de groene plantenmassa waar hij ergens voor ons in is verdwenen: ‘Het pad!! Ik zie het pad! Ohhhh yes! Het pad, we zijn er bijna jongens!’’, de opluchting in zijn stem is het zoetste dat ik in tijden heb gehoord. We juichen terplekke, en direct erna roep ik: ‘koppie erbij jongens, juist nu, we zijn er nog niet! Niet overmoedig worden nu’. De schemering is al ingevallen en het zicht wordt steeds lastiger, maar de laatste meters wordt het pad inderdaad zichtbaar beneden ons, en vallen we elkaar daar doodmoe en opgelucht in de armen. We lachen en huilen tegelijk, wat een verschrikkelijk avontuur, dit doen we nooit meer! We ploffen neer op de grond, en kijken vanaf het pad terug het bos in, waar we zojuist uitkomen, en begrijpen er niks van hoe we daar in vredesnaam doorheen zijn gekomen. Maar het is ons gelukt, we hebben het achter de rug! Nog nooit ben ik zo blij en opgelucht geweest een pad te bereiken. Van de stress en spanning trekken we de tassen open, om de snackvoorraad te plunderen en even bij te komen. In recordsnelheid zijn de stukken chocola, snickers en nootjes naar binnen gewerkt.
Beren habitat
Dat we niet op wild zijn gestuit en geen beren zijn tegengekomen is een wonder. Dat besef heb ik terplekke, maar wordt versterkt als we later van locals horen dat we dwars door de hét habitat van de beren zijn gegaan. Het gevoel van de aanwezigheid was dus niet voor niets zo sterk. Het is maar goed dat we dat niet van tevoren wisten.
We willen hier weg
Half euforisch dat we deze benarde situatie achter ons kunnen laten, hervatten we de route over het pad met nieuwe energie. We kletsen uitbundig terwijl we de 30km inmiddels aantikken. We zijn nog altijd onderweg naar het monument in de bossen, waar we oorspronkelijk ons kamp wilden maken. Heel soms pikken we een signaal op via de telefoon en kunnen we google maps raadplegen, waarop we zien dat er in de buurt van het monument een weg moet zijn die richting een dorp gaat, waar in ieder geval een kerk staat. We hebben intussen allemaal schoon genoeg van de bossen en willen graag weer de bewoonde wereld in, om veilig in de buurt van bebouwing te kamperen. Of dat haalbaar is moeten we nog maar zien, want de avond valt langzaam in en we willen niet in het donker doorlopen.
Opnieuw een tegenslag
Het is intussen al 20u geweest als we op de plek aankomen waar het pad zou moeten zijn. In plaats van een pad is er niks, enkel begroeiing en bossen. Opnieuw haalt de gps en google maps een geintje uit met niet-bestaande paden. Ik wil het eigenlijk niet geloven, want dat betekent dat de route die we hebben geplot en al de hele dag volgen, compleet waardeloos is. Verloren staan we daar, op een open stukje naast het grindpad. Het begint te miezeren. Iedereen is moe, en deze tegenslag hakt erin als een moker. Ik wil de kinderen niet nog langer laten doorlopen, iedereen is moe en hongerig, we hebben vandaag al genoeg te verduren gehad. We besluiten hier terplekke te kamperen en de tenten neer te zetten.
Eten in de tent
Het open plekje is verre van vlak, en bestaat uit ondiepe kuilen en staat vol met onkruid. Met stenen, een zakmes en onze handen en voeten snijden, slaan, trekken en schoppen we alles zoveel mogelijk weg om een vlakke ondergrond te creëren. De twee tentjes passen nét naast elkaar, maar staan verre van ideaal. We krijgen helaas geen tijd om dit te optimaliseren, want de miezer slaat om in dikke regendruppels, en vlug zoeken we de droogte van onze tenten op. De kinderen in de hunne, wij in de onze. Onder de luifel bereiden we het eten: gedroogde pastamaaltijden en bonen met spek die we au bain-marie verwarmen. Het voelt knus en warm in de tentjes, met de roffelende regen buiten ons. We maken thee en de kinderen gaan moe maar met warme, gevulde buikjes hun slaapzakken in. Door alle spanning van deze dag en de vermoeidheid in onze benen slaapt iedereen al snel, in slaap gewiegd door het geruststellende getik op het tentzeil…