Wennen aan wandelen met kinderen Deel 2
In deel 1 nam ik je mee in hoe het komt dat onze kinderen interesse hebben in wandelen, en hoe dat zo is gegroeid. In deel 2 vertel ik meer over de situatie zoals die nu is, en hoe we omgaan met verschillende wensen en leeftijdsfasen in het wandelen en maken van meerdaagse trektochten of hikes als gezin.
Wandelen als levensstijl
Onze kinderen hebben tijdens vakanties niet altijd zin om te lopen. Maar buiten zijn we eigenlijk de hele dag, en sporten doen we ook allemaal, waardoor het actief bezig zijn voor ons echt een levensstijl is die vanzelfsprekend is geworden. Het maken van korte of lange wandelingen voelt dan ook niet direct als een grote inspanning. Als avondwandeling doen we met gemak 4 tot 6 kilometer. Op vakanties schroeven we dit een beetje op. De prestatie is daarbij niet van belang, we zijn gewoon graag buiten en in de natuur, als we het zat zijn dan keren we weer om.
Planning op gevoel
Het doen van wandelingen in de natuur hebben we altijd op gevoel gedaan. Als er bijvoorbeeld staat aangegeven dat een wandeling naar schatting zo’n 3 uur duurt, redeneerden we dat we de hele dag hebben, en genoeg momenten tussendoor kunnen pauzeren. Soms zijn er mogelijkheden om in te korten, en houden we die als optie achter de hand. Het inschatten van kilometers, afstand en tijdsduur gaat voor ons allemaal op gevoel. Soms valt het tegen, en dan moeten we allemaal even doorbijten. Maar meestal is het goed te doen.
Leuke elementen tijdens de route
Vaak kondigen we al regelmatig aan welke wandelingen we zullen gaan maken, of wat ons leuk lijkt, om te peilen wat het animo is of waar de voorkeuren liggen. Zo vinden ze het vaak leuk als er een beetje moet worden geklommen over rotsblokken, of als er leuke elementen in zitten zoals beekjes, een meertje, een ruïne of bruggen. Hier zoeken we dan waar het kan de wandelingen een beetje op uit, maar net zo vaak is het ook voor ons een totale verrassing. Het is trouwens niet zo dat álles in overleg gaat: als wij als ouders graag een bepaalde wandeling willen doen, dan plannen we die. Of de kinderen dan wel of niet staan te springen van tevoren, is dan even ondergeschikt. Andersom mogen zij ook hun voorkeuren voor activiteiten uitspreken (zwemmen, een dag op de camping, een klimpark of bunker bezoeken bijvoorbeeld), die we dan ook inplannen. Niet 1 op 1, maar we vinden het belangrijk dat iedereen aan zijn trekken komt, en dat er rekening gehouden wordt met ieders wensen.
Rekening houden met ieders wensen
Het kan dus best zijn dat de kinderen aan het begin van de wandeling geen zin hebben. Vrijwel altijd lost dit vanzelf op, en is na een half uurtje de sacherijnige bui over, en vermaken de kinderen zich tijdens het wandelen. Mijn ervaring is dat je daar even doorheen moet, en de kinderen ook de kans moet geven om uiteindelijk zelf de conclusie te trekken dat het leuker is dan ze op voorhand dachten. Bovendien is het in mijn ogen ook echt geen probleem als je even ergens minder zin in hebt, en het dan toch doet. Hoort ook gewoon bij het leven, en schaar ik onder het kopje leren aanpassen, omgaan met tegenlagen en ook leren een ander iets te gunnen.
Tijd voor intermezzo’s tijdens het wandelen
Voor wandelingen plannen we altijd ruim de tijd: vroeg vertrekken zodat we alle tijd hebben een geen haast voelen. Dan kunnen we op het gemakje ergens picknicken, misschien zwemmen als we iets tegenkomen, een ijsje nemen of een terrasje pakken. Met kleine kinderen, van 3 of 4 jaar oud, maakten we kleine wandelingen. Naarmate ze ouder werden, maakten we langere wandelingen. Dat verloopt min of meer vanzelf. De andere dagen vullen we met zwemmen, rustige dagen op de camping, stadjes bezoeken, of bijvoorbeeld een kasteel, grot of iets anders bezoeken. De toerist uithangen, simpelweg. Hoe wij het doen en aanpakken is zeker niet voor iedereen de goede manier, en waarschijnlijk zijn er nog zat dingen die we beter anders kunnen doen, maar wie weet heb je toch iets aan onze overwegingen en aanpak.
Avontuurlijk wandelen
Los van het feit dat ze het echt niet altijd grandioos vinden en ook regelmatig kunnen zuchten en steunen als we dit idee opperen, zijn er bepaalde elementen in het wandelen die het voor hen leuk maken. Het volgen van bepaalde bordjes of markeringen maakt het avontuurlijk, als een soort spoorzoekertje. Meestal willen de kinderen voorop om de weg te verkennen en te kijken waar we heen moeten. Vaak gaan ze ook op zoek naar goeie wandeltakken, of andere souvenirs zoals mooie dennenappels, schelpen, veren of bloemen. Als we weten dat er een leuke bezienswaardigheid langs de route zit, dan kunnen ze zich hierop verheugen. Een brug, een waterval, een ruïne, een restaurantje voor een drankje of een ijsje.
Quality time tijdens het lopen
Maar ook de natuur en omgeving nodigen vaak uit om gesprekken over te hebben. Fantaseren over hoe het zou zijn om hier te wonen, wat er misschien ooit wel is gebeurd in de geschiedenis, of er dieren wonen en welke, etc. Maar ook juist gesprekjes over allerlei dingen die hen bezighouden. Voor ons zijn de wandelingen vaak de momenten waarop ze openhartig vertellen over het schoolleven, vriendschappen, hun dromen en plannen, hun zorgen en frustraties. Het wandelen lijkt een ideale setting om zaken te verwerken en te ordenen, en de verbinding en het contact tussen en met elkaar is misschien wel een van de ingrediënten wat het voor onze kinderen ook fijn maakt.
Niet omkopen
Sommige dingen in de vakantie staan vast bij ons. Wandelingen maken is daar een onderdeel van. Welke wandelingen, hoe lang, op welke dag, etc. is allemaal nog maar te bezien, maar dát we wandelen, is een gegeven. Als we eenmaal hebben besloten voor een wandeling, doen we ook niet aan omkopen, beloftes, of andere dingen. Wel is in de tussentijd een soort gewoonte ontwikkeld, dat we na een dag wandelen, weer even iets anders doen. Dit is sinds de trektochten echter ook veranderd en daarmee niet in steen gebeiteld.
Doen van beloftes of bijvoorbeeld ijsjes in het vooruitzicht stellen doe ik uit principe niet. Daarmee zou het voor mij voelen alsof ik suggereer dat het iets heel naars is wat we gaan doen, en het inderdaad een opgave is, waartegen een goedmakertje moet staan. Ik wil ze juist meegeven dat het iets fijns en gaafs is om te doen en om op terug te kijken. Dus daarom probeer ik vooral vanuit onszelf te spreken: wij willen graag deze wandeling maken, want ik wil dit graag zien. We gaan dit samen doen omdat we dit graag samen met jullie doen. We weten bovendien dat we dit kunnen.
Goed voorbeeld…?
Ik realiseer me dat we van geluk mogen spreken dat dit soort argumenten meestal helemaal niet nodig zijn, omdat zij zelf ook enthousiast zijn (meestal) over de wandeltochten. Meia, onze oudste, is zelfs van plan volgend jaar ook de vierdaagse van Nijmegen te gaan lopen. Dus de wonderen zijn de wereld nog niet uit. Wie weet geldt ook hier het principe monkey see, monkey do.
Naast het wandelen is er nog de hele kwestie van lopen met bepakking, en het plannen (‘waar begin je?’), bij elkaar scharrelen van je spullen (want: ‘wat heb je in vredesnaam nodig?’), de hele voorbereiding, routebepaling, enzovoorts. Dit heeft wel wat meer voeten in de aarde dan wanneer je in je eentje gaat. Ik ga hier graag volgende keer wat dieper op in.