Spanje gr7 dag 12 Riogordo
Wandelen als meditatie
Vandaag begint de dag heel mistig, mijn zicht is niet meer dan zo’n 15 meter. Het is koud en vochtig als ik het hotel zonder ontbijt en met gemengde gevoelens verlaat. Nu loop ik door een nat landschap, waar de mist al mijn zicht aan de omgeving ontneemt en me daarmee verplicht terugwerpt op mezelf. Allerlei gedachtes passeren de revue. Wandelen is net als mediteren, een beetje zoals een groot diascherm waarop de ene na de andere gedachte wordt geprojecteerd om even naar te kijken, om vervolgens weer door te gaan naar het volgende beeld. Sommige dia’s blijven nogal eens hangen en nemen veel tijd in beslag voordat de volgende dia zich uiteindelijk aandient. Ik kijk ernaar. Soms verrast, soms verwondert, soms geïrriteerd of gefrustreerd. Het is altijd een verrassing wat de volgende dia wordt, maar bepaalde dia’s komen vaker terug. ‘Alweer die dia, gaat die nog eens weg’, denk ik dan. Andere dia’s verrassen me compleet, ‘waar komt deze dia nou weer vandaan, hoe kom ik daar nou weer bij!’. Weer andere dia’s maken me melancholisch, verdrietig of verlangend. Het verandert steeds. Zowel de dia’s als de gevoelens erbij. En hoelang zo’n dia ook getoond wordt, ik weet een ding zeker: hij gaat uiteindelijk weer weg. Ik hoef er niks mee, net als met mediteren. Heel soms blijft het scherm leeg, tussen twee dia’s in. Dan is er enkel de leegte, een fijne pauze tussen alles in, waarin alles oké is. Maar dit duurt nooit lang, er zijn te veel dia’s om nog te tonen. Dat gevoel kan ik soms ook hebben in mijn hele zenpraktijk. Ik ben nooit klaar met mediteren, er is altijd nog meer te doen, meer op te ruimen, meer om te ontwikkelen. Een gebed zonder end, denk ik op sceptische momenten. Nu, lopend in de mist, is er alleen mijn adem, de cadans van mijn voetstappen, het tikken van mijn stok op de grond. Ik loop in een bubbel waarin de wereld is gereduceerd tot enkele meters om me heen.
Road walking
Ik draag mijn hoofdlamp en ben alert op het verkeer, want vrijwel de hele wandeling vandaag is het ‘road walking’, oftewel op een asfaltweg waar ook verkeer rijdt. Niet mijn favoriet, het kost me te veel aandacht dan ik wil, om goed op te letten. Aandacht en energie die ik liever stop in het waarnemen van mijn omgeving. Ook is het lopen op asfalt vermoeiender voor mijn voeten, ze gaan op den duur branden en de klappen op mijn gewrichten zijn groter, wat de belasting van mijn lichaam ook vergroot.
Ontbijten met uitzicht
Als de mist een beetje optrekt, ontbijt ik op een inrit van een finca, en heb ik zowaar een beetje uitzicht op de vallei onder me. Ik zie de omtrekken van de verderop gelegen heuvels, waar de finca’s liggen verspreid over gestrooid zijn. Kleine oases van witte huizen met oranje pannendaken, omgeven door groene cipressen en palmbomen, vaak geflankeerd door een zwembad. Oases in een verder droog, stoffig, roodbruin landschap. Op mijn gasbrander kook ik water voor mijn havermout, die ik aanvul met cruesli en melkpoeder. Per toeval vind ik nog een Twix in mijn tas, een onverwachte traktatie! De zon neemt toe in kracht en breekt een gat in de wolken, waarmee het de eerdere kilte in één klap verdrijft. De hitte is direct voelbaar.
Olijfbomen en amandelvelden
De weg slingert verder door de heuvels. Ik zie diverse witte dorpjes in de zon schitteren en mooie, grillige rotsen als haaientanden uit het landschap steken. Een graafmachine graaft op bijna autistische wijze gaten in een uitgemeten ruitpatroon in de aarde, klaar voor de aanleg van een nieuwe olijfboomgaard vermoed ik. In elke ruit, gevormd door het trekken van groeven in de aarde in een eerder stadium, wordt een gat gegraven, waardoor elke boom op exact dezelfde afstand van zijn buurman komt te staan. Dit rechtlijnige patroon zag ik al vanuit het vliegtuig, waar de bomen als een regelmatig stippeltjespatroon in kilometers omtrek te zien waren. De regelmaat maakt het landschap wat saai en eentonig. Het urenlang lopen langs kunstmatig aangelegde percelen wordt daarmee inspiratieloos. Voor mij een bevestiging dat we de natuur als mens nooit kunnen evenaren in haar vanzelfsprekende schoonheid. Juist de imperfectie, de onregelmatigheid maakt het voor mij fraai. Op andere plekken zijn boeren bezig met het spannen van netten onder de bomen, voor de oogst van de voldragen vruchten. Het stikt hier van de amandel en olijfbomen, en het is druk in de velden. Voor de deuren van de huizen in dorpen liggen stapels schillen van amandelen, die met de hand uit hun peul gehaald worden. Ik geniet ervan om het landschap elke dag onder mijn voeten te zien veranderen.
Op de fiets zie je meer?
Gistermiddag had ik tijd om te schrijven in het restaurantgedeelte van het hotel. Hier sprak ik kort een Belgische fietser, op weg naar Marokko, die een colaatje bestelde aan de bar: ‘ ja, op de fiets zie je wel een stuk meer’, beweerde hij. Ik durf dat te betwijfelen. Ik ga inderdaad langzamer en overbrug minder afstand, maar zie en ervaar meer op een ander niveau. Ik vertraag, ben langere tijd in eenzelfde omgeving, met meer tijd om details in me op te nemen, en eenzelfde plek vanuit meerdere perspectieven te bekijken. Soms loop ik een halve dag om één en dezelfde berg heen, elk uur een ander deeltje van de berg in me opnemend, de veranderingen van het verstrijken van het licht en het weer bemerkend.
Tijd om stil te staan
Ik heb tijd om stil te staan, letterlijk. Voor die boer die zijn olijven oogst, de vrouw die haar was ophangt of de buurvrouwen die verwikkeld zijn in een geanimeerd gesprek en de laatste dorpsroddels met elkaar uitwisselen. Ik proef de sfeer, de cultuur, de stemming van de mensen. Ik heb de tijd om te dagdromen over het leven van alledag hier, als ik zie hoe de lokale buurtsuper wordt bevoorraad en ik de vrouw haar dochter zuchtend vermanend zie toespreken, terwijl ze de dozen van de leverancier aanpakt en op magische wijze in de nauwe winkelpaden laat verdwijnen.
Aandacht voor het kleine
Buiten zit een man op het bankje, hij kijkt naar me en mompelt iets onverstaanbaars. Zijn toon is verdrietig, verlangend. Op veel momenten voel ik me een toeschouwer, soms bijna een voyeur van het leven hier, waar ze me af en toe een inkijkje van gunnen. Op het terras zitten twee jonge vrouwen in felroze uniform, ik gok een thuiszorgorganisatie. Ze drinken een biertje met de oudere mannen die hier hun dagen slijten, en steken elkaars sigaretten aan. Er wordt gelachen, armen om elkaar geslagen en uitbundig afscheid genomen voordat de dames weer aan het werk gaan. Het dorpsleven, waar iedereen elkaar kent. Vertrouwd en overzichtelijk. Nee, ik denk niet dat het klopt dat ik minder zie, al lopende. De gebieden veranderen gestaag, maar elke dag heeft zijn eigen karakter. Op kleine schaal, zie ik een heleboel.
Ik zie jou
Mensen zeggen elkaar gedag hier, een kleinigheidje dat als een kostbaar geschenk voelt naarmate ik langer op mijzelf ben. Ik schrik ervan hoe fijn ik het vind als mensen me aankijken, glimlachen en gedag zeggen. Het voelt als een bevestiging dat ik besta, dat ik gezien word. Ik ben hele dagen alleen, op m’n eentje, ik zie mezelf ook niet, ik verlies mezelf uit het oog, letterlijk en figuurlijk. Soms vergeet ik bijna dat ik er nog ben. Als mensen mij zien, word ik aan mezelf herinnerd, dat er ook nog een persoon is buiten de ervaring om. Het voelt hartverwarmend en na die momenten kan ik er weer even tegenaan. Het maakt me bewust van de waarde van dit sociale contact, hoe summier ook. Hoe verarmd zijn wij in Nederland, vooral in de randstad, dat wij vergeten de ander te laten weten dat we hen zien, hen het cadeau te gunnen van een glimlach, een bevestigende blik. Wat een teloorgang in hoe we als mensen met elkaar omgaan!
Riogordo
Het laatste stuk naar Riogordo, het dorp waar ik een heen en weertje naartoe maak om de noodzakelijke boodschappen te doen, gaat eindelijk over in een onverhard wandelpad. Ik geniet van de prachtige, bijna sprookjesachtige setting waarin ik het dorp zie liggen. Het enige minpunt is dat ik eerst helemaal moet afdalen, om daarna weer dezelfde route omhoog te moeten lopen.
6-10-2023 13.20
Op weg omhoog uit Riogordo, met volle rugzak. Zweten en afzien, maar doordat ik weet wat er komen gaat, is het te doen. Als de splitsing zich aandient voor het vervolg van de route, ben ik blij dat ik weer nieuwe wegen kan inslaan. Ik blijf mooie uitzichten houden vanuit mijn hoge positie. Overal liggen dorpjes en finca’s, waarmee de omgeving een stuk meer bebouwd is dan de eerste dagen, waarin ik vrijwel nooit huizen tegenkwam. Na een tijdje lopen, hoor ik water stromen. Het ruisende geluid van stromend water klinkt me als muziek in de oren, en mijn zintuigen zijn zo getraind, dat ik het geluid van een bron of beekje al snel oppik. Het lopen in de natuur, weg van de vele prikkels van alledag, maakt mijn zintuigen scherper en meer opmerkzaam. Ik merk het vooral aan het ruiken en mijn gehoor, maar later ook aan mijn zicht.
Scherpere zintuigen
Als ik weer thuis ben in Nederland geniet ik intens van de herfsttinten van de natuur. De gele bladeren op het nog groene gras is alsof er gestrooid is met fonkelende gouden sprinkels. Ik zie de bomen waarin de herfstkleuren van groen via geel naar rood overvloeien en verwonder me over de pracht van de natuur. De boom in onze tuin is bijna fluorescerend roodgeel gekleurd en een lust voor het oog. Ik betrap mezelf bij terugkomst op momenten waarop ik me verlies in de explosie van de kleuren, waar ik intens van kan genieten. Wandelend door het park naar de school van de kinderen, leg ik mijn hoofd in mijn nek om de herfstbladeren te aanschouwen. De gevallen gele bladeren lichten als gouden confetti op tegen de donkere asfaltweg, waar ze de regendruppeltjes als kleine poeltjes omhelzen met hun opgekrulde randen.
Een rivier!
Mijn pad kruist het kleine stroompje, wat een mazzel! Er is maar weinig tijd nodig om uit de kleren te gaan en mezelf en mijn kleding in te zepen, af te soppen en heerlijk te badderen in het koele water. Wat een onverwacht cadeautje! Alle stroompjes, op een na, staan tot nu toe droog op mijn route. Met een schoon lichaam heb ik ook direct weer hoop en vertrouwen op een goede nacht, waarin ik enigszins schoon mijn tent in kan. Ik laat mezelf, zittend op een grote steen, in de zon opdrogen voor ik mijn weg langs de eindeloze olijfboomgaarden vervolg. Vrijwel overal zie ik mensen bezig op hun velden, wat de kans om ergens ongezien kamperen tussen de bomen aanzienlijk verkleind. Mijn schaduw lengt als de zon zakt. Op de eerste dag ging de zon om 20.15u onder, inmiddels al om 20.00u. Kleine signalen dat de herfst in aantocht is. Ik loop langs een veld met grotere olijfbomen, die dichter op elkaar staan, op een stuk grond dat wat hoger ligt ten opzichte van het pad. Ik besluit te gaan kijken en tref een mooie, beschutte plek aan met een grandioos uitzicht op de krijtrotsen. Verheugd zet ik mijn tent op, maak mijn eten klaar en bel met thuis. Ik mediteer op deze prachtige plek en duik voldaan mijn bed in, waar ik constateer dat de plek toch meer afloopt dan gedacht. Met als gevolg dat ik deze nacht regelmatig het tentdoek aan één kant opzoek, en mezelf weer naar het midden moet schuiven.