Spanje gr7 dag 11 Villanueva del Cauche
Rond middernacht word ik wakker van de wind die aan mijn tent trekt en het doek laat flapperen. Ik doe de laatste flap dicht en probeer verder te slapen, maar de windkracht neemt verder toe tot stormkracht, waarbij het tentzeil zo opbolt, dat het in mijn gezicht drukt tijdens het slapen. Ik maak me zorgen of de stokken niet zullen breken door dit geweld of dat het zeil kapotscheurt, en doe amper een oog dicht. Met geweld rukt de wind aan de stokken en het zeil, als ik om half 6 besluit op te breken en direct op pad te gaan. Het opbreken is nog geen sinecure, ik moet op de spullen gaan staan en gewicht op het tentzeil houden om te voorkomen dat ik als een parachute met tent en al de lucht in word geblazen. De wind rukt de haringen bijna zelfstandig uit de grond en met moeite krijg ik alles in de tentzak gepropt. Zonder eten, mediteren of tandenpoetsen ga ik op pad, de storm maakt het onmogelijk nu rustig te zitten. In het pikkedonker zet ik mijn hoofdlampje op, en zoek de weg, terwijl de wind tegen me aan beukt als een woedende geest. De plek waar ik sliep was ideaal om lekker aan een picknicktafel te ontbijten, maar helaas loopt het wederom anders. De halve overgebleven meloen was door de wind zelfs van tafel gewaaid!
Storm
Ik zwalk over de weg, waarbij ik probeer te voorkomen me te ver de weg op te laten blazen met het tegemoetkomende verkeer. Ik zwaai met mijn hoofdlampje op de felste stand om aankomend verkeer te waarschuwen voor mijn aanwezigheid. Vaak zien de automobilisten me pas op het laatste moment, waarna ze met een ruk aan hun stuur om me heen slingeren. Dikke, donkere wolken rollen van de bergen af, een dreigend tafereel die zich ophoudt op mijn route. Ik volg de autoweg verder omhoog, waar ik de GR7 tijdelijk verlaat om een omweg te maken naar El Torcal. Ik heb de hoop dat het zal opklaren als ik daar eenmaal ben.
Uitstapje naar El Torcal
Het wordt inderdaad wat lichter en de wind lijkt af en toe wat meer te gaan liggen. Het extra lusje bedraagt minstens 7km en gaat echter precies de dikke donkere wolkenmassa in. Het omhoog lopen kost me meer tijd dan gedacht. Eenmaal op een parkeerplaats gaat het pad over in een wandelpad dwars door het natuurgebied richting het bezoekerscentrum. De natuur is hier schitterend, bijna buitenaards, met zijn grijswitte stenen en rotsen, die soms als enorme platte schijven op elkaar gestapeld lijken, alsof reuzen hier potjes jenga met elkaar hebben gespeeld. Op andere plekken steken de rotsen weer als scherpe tanden omhoog.
Steenbokken
Als de wind wat is gezakt, zoek ik een vlak stukje waar ik ontbijt met havermout en warme koffie. Het is guur, en vandaag heb ik voor het eerst echt warme kleren aan. Ik ben blij met mijn lange mouwen en warme trui, en warm mijn handen aan mijn koffiemok. De wolkenflarden die tussen de bergen en rotsen glijden, geven de omgeving een sinistere uitstraling. Na mijn pap en koffie, pak ik de boel weer in, poets mijn tanden en vervolg mijn pad omhoog. Als ik bijna boven ben, zie ik ineens een steenbok, met grote krullende hoorns, die me nieuwsgierig aankijkt vanaf zijn rots. Na een tijdje doemt hij ineens weer op tussen de stenen, heel dichtbij nu, totaal niet onder de indruk door mijn aanwezigheid. Twee steenbokken zie ik, die lijken te poseren voor mijn foto, voor ze ervandoor rennen. Het uitzicht vanaf de top richting het bezoekerscentrum is fenomenaal, het lijkt wel of ik op een andere planeet ben. Het landschap heeft iets vreemds, buitenaards, met hier en daar een soort stenen pilaren en steenschijven. Ik verwacht hier elk moment een dinosaurus of maanmannetjes.
Behoefte aan een praatje
Bij het bezoekerscentrum is het gedaan met de stilte en de rust: hier worden busladingen scholieren en toeristen afgezet. Ook rijden er bussen heen met trailers vol fietsen, waar de mensen enkel de afdaling naar beneden toe hoeven te maken. Ik wurm me door de warme lijven naar binnenin het café, waar de ramen beslagen zijn door het kille, vochtige weer buiten en de warmte binnen. Als ik terugkom met koffie bij de tafel waar ik mijn tas heb gezet, zitten er twee Engelse dames op mijn plek. Ik schuif bij ze aan en merk dat ik de behoefte heb om even te kletsen. Iets dat ik normaal gesproken eerder uit de weg ga. De vrouwen fietsen samen door Andalusië en hebben het zwaar gehad met de warmte. Ik kom relatief veel fietsers tegen, en sowieso veel Engelsen in de dorpen. Ik laat ze de steenbok van de foto zien, die ik net het gezien, nog vol van het enthousiasme om wild van zo dichtbij tegen te komen.
De eerste (en laatste) hiker op mijn tocht!
De terugweg loop ik via het asfalt naar beneden toe, en ik zie dat het op de route van de heenweg nu ook druk met dagjesmensen is. Tevreden dat ik die drukte heb gemist, en dat de storm eindelijk lijkt te gaan liggen, geniet ik van de omgeving terwijl ik mijn route terugzoek naar de GR7. Hier kom ik na een paar uur mijn allereerste en tevens laatste medewandelaar tegen, een langeafstandshiker die de andere kant op loopt. Hij heeft in de afgelopen 1,5 jaar de E4 gelopen, zo’n 11.000km, een monsterprestatie, en hij is nu bijna aan het einde van zijn route, met Tarifa als eindbestemming. Ik ben als een kwispelend hondje zo enthousiast om iemand tegen te komen en wil alles van hem weten! Als we later afscheid nemen, komen er nog duizend vragen op die ik had willen stellen.
Vrachtwagen
De man, mijn leeftijd, heeft een imposante wilde baard ontwikkeld tijdens zijn tocht, en loopt in typische hiker kleding en draagt een hoed. Ik vergeet te vragen waar hij vandaan komt, maar misschien verraad zijn Franse accent het. Hij heeft af en toe wat weken van rust gepakt, en had een milde winter toen hij in de buurt van Hongarije trok, wat het lopen in de winter goed te doen maakte. Hij draagt enkel een kleine rugzak met een slaapmatje eronder geknoopt. Daarbij vergeleken lijk ik een vrachtwagen met al mijn spullen. Aan zijn tanden te zien heeft hij maar weinig zelfzorgproducten ingepakt.
Schurend imago
Naast hem voel ik me ineens een prinses op de erwt, een luxepaardje. Ik zag mezelf altijd als avontuurlijk, maar de afgelopen dagen ben ik daar een beetje op teruggekomen bij mezelf. Zeker nu ik naast hem sta, voel ik me helemaal niet zo avontuurlijk. Langer dan 1 nacht wildkamperen achter elkaar, is me nog niet gelukt. Terwijl ik me had voorgenomen, heb verkondigd, dat ik vooral zou wildkamperen, en zo veel mogelijk zelfvoorzienend ging reizen. Ik merk dat dit schuurt, en dat ik ergens graag aan dit beeld, dit imago dat ik mezelf heb aangemeten, wil voldoen, maar dat de praktijk me ook heeft laten ervaren, dat de realiteit anders is. Dat ik gewoon behoefte heb aan schoon zijn en goed slapen. Moet ik per se zo minimalistisch en spartaans mogelijk reizen? Of mag ik ook mijn eigen verwachtingen bijstellen? Ik hoef me toch aan niemand te verantwoorden? Waarom vind ik het dan zo lastig? In mijn hoofd ben ik al mijn spullen aan het langslopen en aan het verdedigen waarom ik die écht wel nodig heb. Een extra foliemat onder mijn slaapmat? Omdat ik mijn slaapmat wil beschermen tegen lekkage. Een extra zeiltje onder mijn tent? Omdat ik mijn tent wil beschermen tegen beschadigingen. Al die kleding? Het zekere voor het onzekere, ik ben een koukleum. Hier zit blijkbaar een gevoelige snaar, een zogenaamde bubbel. Een onverwerkte ervaring. Interessant om verder te onderzoeken.
Van alles vinden
Ik loop verder, richting een goedkoop hotel dat ik heb gezien. Om daar te komen moet ik een tijdlang parallel aan een randweg lopen en vervolgens een snelweg oversteken. Maar hoe ik ook kijk op de kaart en mijn navigatie, ik kom er niet uit hoe ik moet lopen. Ik neem mijn verlies en ga onverrichte zaken weer terug richting de route, waar een ander, duurder, hotel staat om een kamer te boeken. Deze beslissing blijft de rest van de dag en de dagen erna aan me knagen, vooral na de ontmoeting met de andere hiker. Het voelt als verraad naar mezelf, maar ook als onnodig. Als geldverspilling en iets dat ik moet verantwoorden naar de buitenwereld. Zoveel heb ik niet gelopen vandaag, ik had best kunnen wildkamperen.
Intern conflict
Het blijft een intern conflict waar ik geen vrede mee krijg. Als ik eenmaal in het hotel aankom, kan ik daardoor maar moeilijk genieten van de luxe. Ik spreek met mezelf af dat ik de komende tijd echt vaker ga kamperen en wat langere afstanden ga afleggen. Als een goedmaker voor de onnodige uitgaven. (Pas veel later begrijp ik dat dit ook te maken heeft met mijn schuldgevoel dat ik dit doe, terwijl Steef thuis is. Iedereen heeft hier wel een mening over, en vaak ten gunste van Steef, wat mij gevraagd of ongevraagd in de positie plaatst om verantwoording over mijn keuzes af te leggen. Ik heb daar veel moeite mee gehad omdat ik het ook niet goed kan verklaren waaróm ik dit wil doen of waarom het nodig is. Vanuit dit vermeende schuldgevoel wil ik zo min mogelijk tot last zijn en de tijd die ik heb maximaal efficiënt benutten. Wat ik onbewust heb vertaald in zo min mogelijk geld uitgeven omdat het gezamenlijk geld is, en zoveel mogelijk afstand maken in de tijd die je hebt, omdat die tijd als zeer kostbaar voelt.)
Slapen is een uitdaging
Het slapen gaat niet vanzelf. De kamer ruikt alsof er iemand een paar flessen eau de cologne heeft stukgeslagen en het textiel in parfum is gewassen. De geur is zo indringend dat ik er niet aan kan ontsnappen en niet door kan slapen. Een handdoek over mijn kussen om de indringende parfumlucht te dempen, helpt vrijwel niet. Een raam open is geen optie: de snelweg waar het hotel langs ligt, en de geluiden van andere hotelgasten om me heen houden me uit mijn slaap. Het is te warm, en ik ga mijn bed opnieuw uit om de airco aan de praat te krijgen. Binnen slapen geeft me het gevoel opgesloten te zijn, het benauwd me, er is geen luchtstroom, niets. De airco werkt niet. Na een half uur ga ik er voor de zoveelste keer uit, nu op zoek naar oordoppen. Eindelijk heb ik voldoende rust om in slaap te vallen, maar word regelmatig wakker van spierspasmes en krampen. Magnesiumtekort. Morgen mijn tabletten niet vergeten. Ik put mijn lijf uit en geef het te weinig terug. Gisteren wilde ik een salade eten, ik heb zo’n zin in verse groenten steeds, maar het restaurant was die dag gesloten en serveerde enkel simpele broodjes met ham. Voldoende vers eten blijft een uitdaging.
Ik ben oké…
Ik mediteer opnieuw met ‘ ik ben oké’ en mijn lichaam reageert weer fysiek, het grijpt me naar de keel. Pas later in de meditatie ontstaat ontspanning. Een volgende keer dat ik hiermee mediteer ervaar ik minder fysieke weerstand, maar vooral mentale weerstand: ‘ik ga toch maar de koan doen, dit werkt niet, etc.’ Er komt veel verwerking van de afgelopen dagen langs, en ervaar haast in mijn lichaam als ik andere mensen eerder hoor vertrekken dan ik als ik in een hotel slaap.