Spanje gr7 dag 18 Pitres
Een dag vol hoogtemeters en mooie plekken
Mijn god, wat een wandeling vandaag! Ik wist dat er hoogtemeters in zouden zitten, maar dit is next level.
Vanuit Lanjaron is de route prachtig, direct klim ik een berg op en heb schitterend uitzicht in het beginnende licht van de dag. Ik zie Orgiva liggen in het dal, een dorp waar ik 10 jaar eerder een vakantie heb doorgebracht, terwijl ik zelf hoog op de berg loop.
Uitdagende route
Het brede pad gaat over in een echt bergpad, soms amper een pad te noemen, eerder een berg steentjes schuin tegen de berg aan, met rechts de afgrond. Het is maar goed dat het nog aan het begin van de dag is, waar ik nog een scherpe geest en een fit lichaam heb, want ik heb al mijn concentratie nodig om te blijven kijken waar het pad is, waar ik mijn voeten neerzet om niet van de berg te donderen. Op mijn hurken kruip ik onder een boom door, waar mijn rugzak klem komt te zitten en een overhangende tak één van mijn waterflessen uit mijn tas losrukt en het ravijn naast me in slingert. Ik schrik, kijk de vallende fles na, die ik met geen mogelijkheid meer kan bereiken, en ben me ernstig bewust van mijn hachelijke situatie. Gelukkig is dit maar een fles, die kan ik vervangen.
Bijzondere ontmoetingen
Het pad neemt me mee tot helemaal bij een beek die beneden door de berg stroomt, om vervolgens weer het hele eind via de andere kant van de berg omhoog te klimmen. Daar kom ik aan in Canar, waar ik op een bankje uithijg van de spannende route. Zittend op de koele stenen van het bankje zie ik een markant figuur de straat in lopen. De man van middelbare leeftijd, met een baard, een stok (of is het een staf?) versierd met belletjes, kleurige lapjes stof en de hoorns van een ram of steenbok. Een pet met meer gaten dan overgebleven stof, en een mouwloos verschoten shirt dat in niet veel betere staat verkeert. Fluitend met een trage hond aan zijn zijde, komt hij mijn kant op en gaat naast me zitten. ‘Hola! Como estas! Where are you from?’
De man blijkt Nederlander, en oorspronkelijk uit Nijmegen te komen, maar na de halve wereld te hebben gezien nu sinds 20 jaar in Andalusië te wonen. ‘De plek waar het hart spreekt’. Het is fijn om even Nederlands te kunnen praten hier, en om contact met iemand te hebben. We praten over de verschillen met Nederland, de drukte daar, de snelheid die steeds maar lijkt toe te nemen, terwijl in Spanje meer tijd is voor het leven zelf, hier en nu. De man woont in een tent, een soort yurt, en zou nooit meer anders willen. Als hij noemt dat hij ook kinderen heeft, die hij al jaren niet heeft gezien, zie ik zijn ogen even donker worden. Hij blijft even stil voordat hij mijn kant opkijkt en met pretoogjes afscheid neemt, terwijl zijn oude hond schuifelend zijn stappen volgt.
Heksendorp
Ik neem afscheid en koop een banaan in de winkel, bij gebrek aan ander vers fruit. Thuis eet ik die nooit, maar nu smaakt hij me nog ook. Ik vermoed dat mijn lichaam blij is met de magnesium en andere gezonde stoffen waar ik een tekort in oploop. Na Canar loop ik naar het volgende dorp: Soportujar. Ook hier gaat het pad steil omhoog en daarna nog steiler omlaag. Mijn kuiten en knieën krijgen het vandaag behoorlijk zwaar voor hun kiezen. Soportujar is het dorp van de heksen, de Bruja’s, waar het rijkelijk mee versierd is in de vorm van plastic en stenen poppen, versieringen aan de gevels van huizen, winkels en souvenirkraampjes. Heksen spreken tot de verbeelding, en vormen een belangrijk archetype. Ik voel me aangetrokken tot hekserij en paganisme, en heb me er afgelopen jaren meer in verdiept, wat de verwantschap ermee alleen maar versterkt. De toeristen maken foto’s van elkaar bij de uitzichtpunten en voor de plastic heksen. Ik bied aan een stel vriendinnen op de foto te zetten, en baal achteraf dat ik mezelf niet op de foto heb laten zetten.
Overwoekerde paden
In het parkje eet ik broodjes chorizo om daarna getrakteerd te worden op nog een steile klim. Als ik beland op een open plaats met kapot meubilair en een sportveldje, blijk ik een verkeerd pad ingeslagen te zijn. Om op de goede route te komen, moet ik afdalen en opnieuw het goede pad op klimmen. Hijgend ploeter ik voort in de hete zon, waar het pad nog uitdagender wordt. In het boekje staat de opmerking in de kantlijn dat dit deel van de route in 2018 ‘quite overgrown’ was. Nou, ik durf te verwedden dat er sinds het schrijven niks aan gedaan is, wat deze opmerking een understatement maakt voor de huidige staat van het pad, dat amper zichtbaar is. Meerdere keren raak ik het pad kwijt en moet ik onnodig teruglopen en opnieuw omhoog. Door de slechte staat maak ik ook een aantal uitglijders, spring ik dapper een – toch wel flinke – rivier over en blijk ik ineens 3m hoger dan het eigenlijke pad te lopen, waar ik, met rugzak en al, vanaf klim. Spannende momenten en momenten van frustratie wisselen elkaar af.
Eieren voor m’n geld
De route hierna is bezaaid met planten, doornstruiken, omgevallen bomen en takken. Op tempo doorlopen zit er vandaag niet in. De doorns blijven overal in hangen en scheuren in mijn tas en kleren. Regelmatig verlies ik bijna mijn evenwicht omdat ik ergens in of achter blijf hangen. Vervolgens loopt het pad tot een hek waarachter zich een stel razend agressieve honden bevinden die bijna door het hek heen stormen als ze mij horen of ruiken. Links en rechts van het hek is geen pad te bekennen, en de route geeft echt aan dat ik rechtdoor moet, waar de honden zich bevinden. Ik zie simpelweg niet waar ik heen moet, loop vergeefs wat heen en weer op zoek naar een oplossing. Uiteindelijk kies ik eieren voor mijn geld door af te dalen naar de grote weg, die ook richting het volgende dorp gaat. Gelukkig gaat deze weg na een tijdje alweer over op de GR7, waar ik de route weer oppak. Natuurlijk loop ik weer omhoog en bereik hier half uitgeput Pampaneira.
Te voet naar Pampaneira
Hé! Hier ben ik eerder geweest! Ik herken het charmante witte dorpje aan de karakteristieke geweven kleedjes en het water dat door de smalle straatjes stroomt. De vorige keer kwam ik hier met een huurauto, nu ben ik er helemaal zelf heen gelopen. Dat geeft een bijzonder, sterk gevoel, en vervult me ook van verbazing. Waartoe een mens, een lichaam in staat is, zo gaaf! Hier zijg ik neer op een terras, geniet van een biertje en verzamel ik moed voor de volgende twee uur vol hoogtemeters naar Bubion en daarna Pitres. Daar kan ik volgens mijn wandelgids op een camping staan, ik kijk er naar uit.
Veranderende landschappen
Het is grappig, nu ik terugdenk aan wat ik allemaal heb gelopen, merk ik ineens de grote verschillen op tussen de landschappen. Wat ik eerder als vanzelfsprekend beschouwde omdat het gewoon was wat er was is het nu ten opzichte van wat ik nu om me heen zie echt anders. Hier zie ik veel meer stroompjes die zijn afgesplitst van bestaande rivieren die naar de dorpjes toe worden geleid, om daar overal stromend water op de landen te krijgen. Het is hier veel vruchtbaarder en groener met overal het geluid van stromend water. In het begin liep ik juist door meer woestijnachtig landschap zonder enig water te bekennen en alleen maar gortdroge omgeving. En daar liep ik ook dwars door weilanden heen waarin ik steeds een hek moest openen of sluiten, of ineens een veld met stieren liep. Hekken van simpel houten takken en touwtjes. Daar liepen ook veel meer dieren los, geiten en varkens. Nu zie ik die ook nog, maar dan in hokken of op erfjes, en veel kleinschaliger allemaal. Nu zijn er ook meer bomen en groen, dat was eerder op de route ook, en dat is nu weer terug.
Toppen beklimmen
Na Pampaneira gaat de weg even steil verder naar Bubion. Hemelsbreed ligt dit dorp maar 1km verder, maar het kost me bloed, zweet en tranen om er te komen. Figuurlijk dan. Na Bubion houdt het niet op, ik moet namelijk nog een bergpas over, met de top op 1500m. Dit is echt ploeteren, maar des te trotser ben ik als ik dan eindelijk bovenaan die top sta! Ik maak een foto om het moment vast te leggen en neem de omgeving goed in me op, voor ik de afdaling inzet. Wat een opluchting om andere spieren te gebruiken na het klimmen. Het duurt langer dan ik hoop om de camping bij Pitres te bereiken. Ondanks de herfst is het nog gezellig druk op alle campings waar ik kom. Ik zet mijn tent op een veldje waar een Frans stel ook een tent heeft staan.
Camping als luxe
Het kamperen op een camping voelt als een rijkdom, met de luxe van sanitair en warm water, maar ook de luxe van de buitenlucht en de natuur. Voor mij het beste van twee werelden. Inmiddels is mijn eetlust in het kwadraat teruggekeerd sinds een poosje, en lijkt mijn lichaam een inhaalslag te maken in het opschalen van de calorieën. In elke supermarkt koop ik rollen koekjes en zakjes nootjes of andere zoutjes, die er in no-time doorheen zijn. Voor de afwisseling koop ik soms yoghurt, die hier enkel in portieverpakkingen per 4 stuks verkrijgbaar is, en die ik bij gebrek aan koelkasten direct opeet. Met mijn buik gevuld en een schoon lijf mediteer ik tevreden voor ik mijn slaapzak in rol om nog lekker wat te lezen.