Spanje gr7 dag 20 Cadiar
Het gaat allemaal niet zo snel als ik hoop, die haast blijft maar in mijn lichaam, een overtuiging die ik wel doorzie, maar nog moeilijk kan beïnvloeden. Vannacht slaap ik sinds een lange tijd echt weer eens goed en ik wil eigenlijk nog blijven liggen als mijn wekker gaat. Met tegenzin sta ik toch maar op en start rustig op. Ding voor ding, herhaal ik tegen mezelf. Bril op, broek aan, matje leeg, rits open. Zolang ik mezelf maar blijf focussen op die hele kleine stapjes, is het te overzien, haalbaar, en blijf ik bezig. Hoe groot en onhaalbaar iets ook lijkt, door mezelf op deze manier aan te sturen, lukt het uiteindelijk altijd. Het vervult me dan ook met trots als ik dat steeds weer besef, wat ik al heb gedaan en hoe ik alles, hoe moeilijk ook, toch aanga, onder ogen zie en doorsta.
Heen en weer…
De route gaat eerst weer terug naar Trevelez, helemaal tot boven in het dorp, om daarna het hele dorp weer naar beneden te lopen. En vervolgens bij de berg ernaast opnieuw omhoog te klimmen. Ik heb intussen wel geleerd me niet meer druk te maken over dit soort -op het oog- onnodige lussen, omwegen en kilometers. Het gaat tenslotte niet om zoveel mogelijk afstand afleggen in zo’n kort mogelijke tijd. Het gaat om de totale ervaring, inclusief de ervaring van frustratie en tegenslag. Het lukt me elke dag een beetje beter me neer te leggen bij dit soort gevoelsmatige ‘zonde van de tijd’ momenten.
Door prachtige kloven en over bergkammen
De eerste kilometers blijft het klimmen, om dan een tijdje vlak te lopen en vervolgens op een prettige manier te dalen, met mooie uitzichten voor me. Even raak ik het pad kwijt bij een waterreservoir, die ik na een korte pauze gelukkig snel terugvind. Daarna kom ik al snel in het eerste dorp aan. Na 2x knipperen ben ik alweer door Juviles heen en onderwerp naar het volgende dorp: Timas. Om daar te komen ga ik door een prachtige kloof en over een bergkam heen. Ik geniet intens van de wildernis, de ruige natuur om me heen en de uitgestrekte wereld die aan mijn voeten ligt en die ik totaal voor mezelf heb. Aan de andere kant van de berg kom ik bij Timas, eveneens een uitgestorven dorp waar ik snel weer uit ben gelopen.
Hierna kom bij een klein dal, dat ik afdaal via een soort los zwart zand, alsof er een aardverschuiving of lawine is geweest dat een deel van de berg heeft weggeslagen. Het zwarte zand doet me denken aan gestolde lava na een vulkaanuitbarsting. Het pad is onduidelijk, meer een suggestie dan een route, en met de nodige voorzichtigheid kom ik beneden bij een drooggevallen rivier uit. Hier lijkt de route compleet in het niets lijkt te zijn opgelost. Ik loop het dal door, kijk links en rechts, probeer stukjes van het steile, vrijwel loodrechte stuk van de berg omhoog te komen om de route of markeringen terug te vinden, maar vind niks. Geen pad, geen routemarkeringen, geen enkele aanwijzing dat hier mensen geweest zijn. Ik snap er niks van, waar is de route gebleven? Ik ben omgeven door hoge bergwanden en de losse zandbergen waar ik vandaan kom.
Verdwenen paden
Ten einde raad besluit ik te pauzeren en mezelf een moment te gunnen om een oplossing te bedenken. Ik check voor de zekerheid het routeboekje, maar de omschrijving klopt niet met de realiteit. In het boekje staat een tekeningetje waar de route ongeveer in het midden van de bergwand verder omhoog gaat. In werkelijkheid zit daar echter de rivier met een sterke begroeiing die het onmogelijk maakt om daar de steile wand omhoog te beklimmen. Mijn gps op mijn horloge wijst een kant op waar de berg vrijwel loodrecht is, en google maps geeft al helemaal geen paden aan.
Peinzend pak ik mijn wraps die ik besmeer met chocopasta. Ik heb een hele pot onderin mijn tas zitten, en om zo snel mogelijk het gewicht van de zware pot kwijt te raken, smeer ik dikke lagen pasta op mijn wraps, maar ook mijn koekjes, en eigenlijk alles wat me lekker lijkt. Ik ben intussen zo ver dat het me werkelijk niks meer kan schelen wat een ander hiervan zou vinden, en of dit wel door de beugel kan.
Plannen smeden
Ik denk terug aan aan onze laatste vakantie in Bosnië en Slovenië. Hier werden we ook geconfronteerd met stukken waar we het pad waren kwijtgeraakt, veelal als gevolg van het noodweer de weken ervoor, waardoor hele delen van het pad waren weggeslagen en stukken van de berg waren afgebroken. We hebben toen over modderstromen gelopen en door kloven die ontstaan waren als gevolg van aardverschuivingen. Soms zat er niets anders op dan op handen en voeten een stuk omhoog te ploeteren, ons vastklampend aan bomen of rotsen, of elkaar omhoogtrekkend, om weer terug op de route te komen. Dat was pittig, onze schoenen vulden zich dan met zand en steentjes, onze haren hingen vast in de takken en struiken, maar het lukte uiteindelijk altijd.
Ok, daar gaan we…
Met die ervaringen indachtig, besluit ik het erop te wagen, er is simpelweg geen andere mogelijkheid dan de steile bergwand omhoog klimmen. ‘Oké, dit gaat me lukken, dit kan ik, het is maar eventjes, dan ben ik er vanaf’, praat ik mezelf moed in. Ik stap de steile bergwand met losliggend grind op. Zo steil, dat ik niet overeind kan staan, want dat zou betekenen dat ik achterover val door het gewicht van mijn tas. Ik grijp mezelf vast aan alles wat houvast kan bieden, wat weinig tot niets is. Het zweet breekt me uit, en het klauwen van mijn handen in de grond en de lucht is eerder wanhopig dan vastberaden. Er groeit vrijwel niets stevigs om vast te pakken, en enkel wat stekelige plantjes. De berg bestaat ook aan deze kant vooral uit losliggend zand en steentjes, waardoor het lastig is een goede grip te vinden. Mijn rugzak valt naar voren, in mijn nek, en duwt mijn hoofd naar beneden, en ook de klep van mijn pet ontneemt me het zicht. Omhoog kijken naar wat er voor me ligt is daarmee onmogelijk. Ik moet erop vertrouwen dat het lukt, ik kan niet anders.
Mijn blikveld is gereduceerd tot enkele centimeters aan berg en losse steentjes voor me. Doodsangsten uitstaand om naar beneden te vallen of uit te glijden, vorder ik centimeter voor centimeter. Shit, ik had mijn wandelstok natuurlijk klein moeten maken, nu is het een vreselijke sta in de weg, veel te lang, maar ik kan hem nu onmogelijk kleiner maken zonder te vallen. Mijn telefoon, die aan een koordje om mijn nek hangt, valt continu uit het zijvak van de tas, en klettert tegen de stenen onder mijn gezicht, tussen mijn handen. Ik vraag me af hoeveel klappen hij nog kan incasseren voor hij echt stuk is. Ik wissel nerveuze peptalks af met krachttermen, en beveel mezelf door te gaan, ga dóór, nu niet opgeven, hoe uitzichtloos (ook letterlijk) de situatie ook is. Het kost al mijn concentratie om mezelf in balans te houden en mijn evenwicht te bewaren.
Ik heb het gehaald!
Compleet bezweet, voornamelijk door angst, hijs ik mezelf trillend op een vlakker stuk. Ik ben veilig, ik heb het gehaald! Ik draai op mijn rug, waardoor ik half op mijn rugzak kom te liggen. Mijn ademhaling is zwaar, ik hijg als een paard van de geleverde inspanning. Het is gelukt! Wat een opluchting. Ik krabbel overeind en gil naar beneden het dal in, naar de berg dat die de rambam kan krijgen en doe een schietgebedje dat dit de enige ervaring in deze klasse zal blijven tijdens mijn tocht. Mijn ogen speuren de omgeving af naar de eigenlijke route, die ik uiteindelijk pas een heel stuk verderop vind. Nog steeds begrijp ik er niets van. Het lijkt of het eerste stuk helemaal ontbreekt en de route uit het niets verschijnt.
Liegende wandelgids
Als ik een beetje ben bijgekomen en mijn hart zijn vertrouwde plek in mijn borstkas weer terug heeft ingenomen, loop ik verder over het heerlijke, vlakke pad. Mijn knieën wiebelen onnatuurlijk van de geleverde inspanning en het voelt nog een tijd lang alsof mijn benen van elastiek zijn. Het laatste stuk van vandaag loopt gelukkig normaal naar Lobras, wederom een slapend dorp waar nergens leven te bekennen is. Hierna is het 5km naar Cadiar, waar ik rond 16.15u aankom. De routegids zegt dat ik hier vandaag 5.50u over had kunnen doen, ik doe er echter al 8u over, terwijl ik echt niet langzaam loop. Ik houd enkel functionele pauzes. Het irriteert me dan ook dat het steeds zoveel langer duurt dan staat aangegeven. De staat van de routes en het soort ondergrond maken blijkbaar veel uit. De aangegeven tijdsindicaties scheppen valse verwachtingen en blijkbaar leg ik mijzelf toch een zekere druk op om die standaarden te halen. Voor zover ik weet is enkel van dit stuk GR7 een wandelgids gedrukt, de rest van mijn etappes zal ik helemaal zelf moeten invullen en uitzoeken. Ergens is dat wel fijn, omdat het de druk wegneemt om aan een gestelde norm of verwachting te voldoen.
Kamp maken
Het duurt nog een paar uur voor de rust eindelijk is teruggekeerd in mijn lichaam. Ik luister naar muziek onderweg om mezelf te kalmeren en op te vrolijken. Het laatste stuk van de route is nog een pittige klim omhoog langs twee dorpjes. Niet de ideale omgeving om een vlak stuk grond te vinden, dus als ik een vlak stukje tegenkom, nog relatief vlak bij het laatste dorp, gok ik het erop en zet mijn tent op. Ik sta redelijk in het zicht langs het pad, maar het lijkt vrij uitgestorven dus ik verwacht niet gezien te worden. De eeuwig blaffende waakhonden in de omgeving ruiken mij echter al van verre (wat overigens niet heel verwonderlijk is, ik ruik mijzelf ook al van verre), en blijven om de haverklap aanslaan. Voor de zekerheid wacht ik nog even met het opzetten van de tent en ga ik eerst eten. Ik heb eieren gekocht en kook ze alle zes, eet er vier op, samen met een banaan, een blikje tonijnsalade en wat zoutjes. En rode wijn.
Als de schemer invalt zet ik de tent op. Als ik de stokken in elkaar schuif in neerzet, breekt ineens de dwarse tentstok, pats! Ineens bungelt het tentdoek slap naar beneden. He!? Kut, kut kut! De paniek slaat toe. Het gedeelte dat over de andere tentstok heen schuift door een plastic verbindingsstuk is gespleten of gescheurd. Even heb ik het niet breed, wat nu!? Ik kalmeer mezelf en besluit heel voorzichtig te handelen. Eerst goed kijken wat er aan de hand is. Met beleid draai ik de stok zo, dat hij klem zit in het plastic verbindingsstukje, en dat blijft wonderwel zitten. Ik duim heel hard dat dit de nacht, en vooral de komende dagen nog gaat werken op deze manier.
Vrijdag de 13e
Na dit intermezzo zit ik niet veel later te genieten onder de sterren met rode wijn en knabbels. De nacht is helder, de sterren steken fel af tegen de fluweelzwarte hemel. Hier zittend, alleen buiten in de natuur, voel ik me compleet tevreden en op mijn gemak. Er is geen angst, maar juist een sterke tevredenheid.
’s Nachts word ik wakker met een droge mond. Ik drink wat water en loop op blote voeten even naar buiten om te plassen, waarbij ik in een splinter stap die midden in mijn grote teen duikt. Hinkend zoek ik mijn tent terug in het donker. Door de eeltvorming kan ik er niet goed bij, en voel ik de splinter met elke stap. Midden in de nacht, in het schijnsel van mijn hoofdlampje doe ik verwoede pogingen de minuscule ellendeling eruit te vissen, maar mijn nagels zijn te kort en het lukt me niet. Een pincet heb ik niet, dus zoek ik op internet naar ideeën: tape wordt gesuggereerd. Ik duik in mijn EHBO set en probeer een stuk tape, maar zonder succes. Na meer dan een half uur proberen, geef ik het op, de splinter is niet van plan zich te laten vangen. ‘Eerst slapen, dan zie ik morgen wel verder’. Stiekem hoop ik op een wondertje en dat die splinter er vanzelf uit verdwijnt. Het was vrijdag de 13e en dat heb ik gemerkt.