Spanje gr7 dag 21 Laroles
Het regent. Ik word wakker van een tikkend geluid, dat ik in eerste instantie niet kan thuisbrengen. Regen! Snel rits ik mijn tent open en trek al mijn spullen onder het tentzeil. Al weken loop ik in de hitte, dat ik het bestaan van regen bijna was vergeten. Wat een contrast met mijn reis door Duitsland, waar ik 5 dagen lang in de stromende regen heb gelopen.
De eerste regen van de reis
Het opbreken in de regen is nog best ingewikkeld. Ik kleed me aan in de tent, die gelukkig ruim genoeg is om rechtop te zitten, en probeer alles zoveel mogelijk droog in de tent op te ruimen voordat ik naar buiten ga om te koken. Hier ontkom ik er niet aan om in de regen mijn potje te koken en te moeten eten. Met mijn regenbroek en -jas aan ben ik goed beschut tegen de nattigheid. Het zachte roffelen van de druppels op mijn capuchon en het beperkte zicht ervan maken de sfeer toch behoorlijk troosteloos. Hier zit ik dan, op de grond, in de regen, met een kapotte, zeiknatte tent en het vooruitzicht om de rest van de dag in de regen te lopen. Ik vraag me hardop af waarom ik dit doe. Ik pak de tent in, zwaar van de regen, en hijs mijn rugzak met regenhoes op mijn rug.
Verlangen is lijden
Het eerste stuk van de route gaat, zoals vrijwel op elk begin van de dag, steil omhoog, en binnen de kortste keren ben ik nat, niet van de regen, maar van het zweet dat binnen mijn regenkleding geen kant op kan. Het is maar 5km tot Mecina Bombaron, zeg ik tegen mezelf, misschien kan ik daar even een kopje thee drinken en schuilen voor de regen. Als ik de eerste straten van het dorp bereik, ruik ik open haard en kaarsen, en krijg ik een enorm verlangen naar knus binnen zijn. Beelden van zachte banken met dekentjes, een knappend haarvuur en dampende theemokken dringen zich aan me op.
Verlangens, één van de vormen van lijden volgens de Boeddha. We willen altijd wat we niet hebben. En we willen ook niet wat we wél hebben. Ik voel me alleen terwijl ik hier loop. Wat zou ik nu graag met mijn gezin warm bij de kachel zitten, met thee en een boek. In het dorp aangekomen tref ik inderdaad een bar, nu druk met mensen die de binnenruimte vullen om er te ontbijten of hun ochtendkoffie drinken. Ik kies de laatste vrije tafel om te schrijven en op te drogen met een glas thee.
Na de thee wil ik afrekenen, maar het is inmiddels zo druk, dat het ondanks meerdere pogingen van mijn kant niet lukt om af te rekenen. Ik roep, zwaai met geld, en probeer oogcontact te maken, maar de uitbaters blijven weglopen en anderen bedienen, dat ik het opgeef en wegloop.
De enige foto van mij deze reis
Gelukkig is het intussen gestopt met regenen, en ik prop mijn regenjas in de tas. Op naar Yegen! Ik krijg weer nieuwe moed nu de lucht lichter wordt, en later zelfs af en toe wat zonnestralen door de wolken piepen. En wat een prachtig stuk is dit! Mooie, grillige bergen en rotsen in verschillende tinten rood, wit en zwart, zover ik kan kijken. Het doet me denken aan een grot, maar dan zonder dak. Een goed begaanbaar pad loopt langs deze bijzondere vergezichten. Vlak voordat ik Yegen bereik, lopen twee mannen me tegemoet en zien me foto’s maken. Ze bieden aan een foto van mij te maken. ‘van mij?’ reageer ik wat schaapachtig. ‘Ja natuurlijk van jou!’ reageren ze lachend. Wat verlegen en ongemakkelijk, maar ook trots en blij poseer ik voor de foto. Zo is er toch nog een foto van mij waar ik helemaal opsta deze reis.
Vuurwerk en regenwolken
De etappe vanaf Yegen beschrijft de wandelgids als één van de mooiste etappes, langs diverse dorpjes van de Alpajurras. Ik heb toch een andere mening. De witte dorpjes zijn inderdaad mooi, maar de omgeving blijft voor mij wat eentonig. In één van de dorpjes in de verte wordt al uren vuurwerk afgestoken, waardoor er steeds knallen door het land hoor galmen, en de witte rookpluimen nog minutenlang als mist over de omgeving blijven hangen. De regenwolken verplaatsen zich in de nabije omgeving, waardoor ik in de verte wolken zie breken en de regen zie vallen, terwijl de zon het land ernaast fel verlicht met zijn stralen. Mooie contrasten die elkaar blijven afwisselen.
Op de camping
Ook hier loop ik weer een gedeelte van het pad waar in de gids wordt gewaarschuwd dat het ‘overgrown’ is. Ik vrees een herhaling van zetten van wat ik al eerder ben tegengekomen, en dit blijkt inderdaad zo te zijn. Het ergert me om zo geremd te worden in mijn wandelen op stukken waar de begroeiing zo dicht is en zich vastbijt in mij, mijn kleding of tas. Het vertraagt me gigantisch en beschadigt mij en mijn spullen. De route gaat vooral omhoog, langs de befaamde witte dorpjes die ondanks het feit dat het zaterdag is, behoorlijk uitgestorven op me overkomen. Ik heb mijn zinnen gezet op een camping bij Laroles, maar het is aanpoten om er voor het donker aan te komen.
Pas tegen 19.00u kom ik er eindelijk aan. De receptie, niet meer dan een houten schuurtje, is dicht en heeft een briefje hangen met telefoonnummer om te bellen als deze gesloten is. Ik moet heel nodig plassen, heb honger en wil heel graag douchen, en besluit om die redenen eerst mijn tent op te zetten en mijn dingen te doen. Douchen, kleren wassen en uithangen, tent opzetten en eten koken, en dan te kijken of de receptie open is. Zo niet, dan kijk ik morgen voor ik vertrek wel. Tijdens andere reizen heb ik al zo vaak pas de volgende dag betaald, dat ik hier geen kwaad in zie. Bovendien ben ik te moe om er nog veel werk van te maken. Het wassen van mijn kleren is al bijna teveel moeite. Het liefst wil ik nu direct mediteren en naar bed. Als ik mijn eten eet, (yoghurt met wat cruesli) bel ik even met Steef. Ik haal er steun uit zijn stem te horen en even te kunnen delen over vandaag, wat me toch wel zwaar valt.
Een maatje missen
Tijdens mijn reis voel ik me regelmatig een toeschouwer in het leven van anderen. Ik kom maar weinig mensen tegen, vrijwel alleen in de dorpen. Als ik anderen zie, merk ik dat ik meer nieuwsgierigheid en interesse heb in het observeren van anderen dan in het dagelijkse leven. Ik volg hun bewegingen, fantaseer over hun levens, bezigheden, hun dromen, wensen angsten en trauma’s. De meeste mensen zien mij echter niet, vrijwel niemand spreekt me aan en ik maak zelden een praatje. Er is eigenlijk nooit iemand met wie ik overdag even van gedachten kan wisselen of ervaringen kan delen. Ik weet dat ik alleen wilde gaan, maar had tegelijkertijd ook niet voorzien dat het zó alleen zou zijn. Vaak genoeg vind ik het prima en voel ik me op mijn gemak en comfortabel in het alleen zijn. Maar vooral bij tegenslag, vermoeidheid, die klote doornstruiken, een gebroken tentstok, de hitte, dorst of hoogtemeters… Kortom, als ik er even doorheen zit, dan mis ik een maatje. Iemand die me even tot steun kan zijn, een arm om me heen slaat, me moed inspreekt of gewoon kan zorgen voor een fijne afleiding met verhalen of een grapje. Al die tijd, al die weken, is dat er niet, en deal ik alleen met alles wat ik tegenkom.
Een voornemen voor thuis
Af en toe praat ik hardop tegen mezelf, om mezelf die moed in te spreken. Ik kan heel dankbaar zijn voor iemand die een vriendelijk woord tot me richt. Nu pas besef ik wat het moet betekenen om eenzaam te zijn, wat een gemis dat is. Een gat dat zich langzaam maar zeker steeds verder uitbreid, als een zwart gat in het heelal, een leegte die jezelf langzaam verteert, opslokt, tot er niks meer van jezelf overblijft. Hoe moet het voelen om dagen, maanden, jaren in eenzaamheid door te brengen? Mijn situatie is tijdelijk en zelfverkozen, maar voor veel mensen is dit de bittere, dagelijkse realiteit. Het gat dat langzaam in je hart wordt uitgesleten, met elke dag die voorbijgaat zonder contact, zonder verbinding, moet angstaanjagend pijnlijk zijn. Alsof je langzaam erodeert. Dit besef maakt me ten volle bewust van de waarde die schuilt in kleine gebaren, een vriendelijk woord, een glimlach, oogcontact, de ander even aanraken. Ik neem het mee als een belangrijk inzicht om hier meer handen en voeten aan te geven thuis. Ik neem me voor om mensen op straat aan te kijken, gedag te zeggen en een glimlach te schenken. Wie weet wat voor verschil dit voor iemand kan maken.
Ik duik vermoeid al vroeg mijn bed in, waar ik al snel in slaap val. De wekker zet ik vroeg, want er ligt opnieuw een lange dag voor de boeg met een behoorlijke hoeveelheid hoogtemeters.