Spanje gr7 dag 22 Sierra Nevada
Een dag van hoogtepunten en dieptepunten
Vandaag ga ik de pas van de Sierra Nevada over, waar ik op 2050m hoogte zal komen, om daarna weer 1000m te dalen tot een dorp met een hostal, ook direct het enige dorp op de route. Na het opstaan mediteer ik direct. Gisteren heb ik dat niet gedaan, en misschien had ik daarom wel zo’n slecht humeur. Mediteren helpt me om gelijkmoediger te blijven en opgewekter door de dag heen. Het houdt me veerkrachtiger, wat ik vooral merk op dagen dat ik niet heb gemediteerd.
Een onwelkome aanvaring
Ik geniet van het beginnende ochtendlicht en de vroege vogels die de dag inluiden. Als ik in het toiletgebouw na het tanden poetsen mijn laatste spullen inpak, staat er ineens een man voor me, die op agressieve wijze naar me begint te gebaren met een gezicht van ‘wtf flik je me nou!‘. Ik ken de hele man niet, maar heb direct een donkerbruin vermoeden dat dit de campingeigenaar is, en dat hij op zijn zachtst gezegd not amused is om mij hier aan te treffen. Geen goedemorgen of ander vriendelijk woord. Ik gebaar terug dat ik hem niet begrijp, mijn schouders ophalend en armen opzij. Dit werkt blijkbaar als olie op het vuur, want de man ontploft terplekke en gaat direct uit zijn dak gaat tegen me. Wild gebarend en schreeuwend verwijt hij me dat ik op zijn camping slaap zonder me aan te melden, of het soms niet duidelijk is dat ik had moeten bellen, dat hij me nu hier aantreft als een dief in de nacht, etc. Elke zin die ik begin, dat ik echt wel had willen bellen, of dat ik nu naar de receptie ging, een uitleg waarom ik gisteren niet ben langsgegaan, wordt afgekapt en weggewuifd. De man pakt demonstratief zijn telefoon erbij om me onder de neus te wrijven dat ik niet heb gebeld. Nee, ik was heel moe, en ben direct gaan slapen. Dat ik nu wil betalen heeft de beste man geen enkel begrip voor: ‘nogal wiedes dat je gaat betalen, wat had je dan gedacht!’ lacht hij honend. ‘Je had je moeten aanmelden! Wat nou als de politie komt, dan heb ik een boete van 6000 euro aan mijn broek hangen!’. Als een briesende stier maant hij me naar zijn receptieschuurtje, waar ik alsnog kan betalen. Hij stampt voor me uit, zijn armen hoog opzwaaiend als een marcherende soldaat. Ik blijf rustig, ik zie het gebeuren, als een klucht, waarin de man zijn ongebreidelde woede op mij projecteert. Uiterlijk oog ik kalm, maar van binnen word ik verscheurd. Met een bonkend hart door zijn onredelijke, felle reactie, voel ik me in mijn hemd gezet. Met elk boos woord van zijn kant, krimp ik een beetje meer van binnen. Terwijl ik verslagen achter hem aan sjok, maak ik eindeloos veel excuses, om hem maar te kalmeren, proberend de vrede te herstellen. Ik voel me schuldig zonder dat daar een noodzaak voor is. Na dagenlang zonder contact met anderen te leven, is dit de eerste conversatie die ik sinds tijden heb, en het raakt me diep.
Slechte start
Na het afrekenen loop ik zo snel mogelijk de camping af. De tranen prikken achter mijn ogen, en zodra ik door de poort ben, komen de tranen. Ik loop huilend en beduusd de camping af, waarbij ik mezelf toesta hier het verdriet van te voelen, in volle bewustzijn dat wat hier net gebeurde, vooral te maken heeft met het projecteren van zijn onstuimige emoties op mij als subject. Maar toch kan ik het gevoel van schuld, alsof ik iets verkeerd heb gedaan, alsof ik een dief ben, niet van me afschudden. Ik loop naar beneden, waar de route verdergaat. Pas na een paar honderd meter besef ik dat mijn wandelstok nog in het toiletgebouw op de camping staat. Shit. De moed zakt me in de schoenen. Nu moet ik de heuvel terug omhoog, de camping weer op, met kans die man weer tegen het lijf te lopen. Alles in me wil vermijden, maar ik heb mijn stok hard nodig. Ik stuur mezelf omhoog, herinner me eraan dat ik niks heb om bang voor te zijn. Ik mag gewoon mijn stok halen, en kom ik die man tegen, dan zie ik wel weer. Mijn stok staat gelukkig waar ik hem in alle commotie ben vergeten, en opnieuw loop ik de camping af.
Schuld en ‘ik ben oké’
De tranen blijven hoog zitten. Om mezelf uit dit negatieve denken te helpen, zet ik een aflevering van een cursus in wonderen op, waar het, waarschijnlijk niet geheel toevallig, gaat over schuld ervaren. Schuldgevoel is een ego creatie, voortkomend uit het idee van afgescheidenheid, en het idee van het bestaan van zonde en straf. Ik besef me dat ik me schuldig voel door zijn reactie, maar dat zijn reactie op zichzelf staat en niks met mij te maken heeft. Was daar iemand anders geweest die daartoe aanleiding had gegeven, dan had hij diegene als zijn slachtoffer gemaakt, vermoed ik. Hij koos ervoor om direct in de aanval te gaan, iets wat ik sowieso lastig vind om mee om te gaan. Het helpt om dit meer een plek te geven. Terwijl ik verder loop herinner ik mezelf aan de zin van Joko Beck ‘ ik ben oké’, die ik als een mantra voor mezelf blijf herhalen tijdens het wandelen . Het kost me echter veel tijd om het voorval los te laten.
De dag start dus niet zo lekker en ik stort me om die reden op het klimmen en luisteren naar muziek. Het wandelen en de fysieke inspanning helpen me om weer terug in het moment te komen, en opnieuw te genieten van wat ik aan het doen ben. Al snel kom ik bij het eerste en enige dorp op de route vandaag, Bayarcal. Hierna gaat de route echt de wildernis van de Sierra Nevada in. Helaas is het pad vanaf hier zeer slecht onderhouden, waardoor ik met regelmaat het pad kwijtraak en word getergd door overwoekerde stukken. Slecht onderhouden is hier een understatement. Ik dacht dat ik intussen wel het nodige gewend was met de ervaringen van afgelopen weken, maar blijkbaar kan het altijd nog erger.
Idyllisch mooi
Op andere stukken loop ik door idyllisch mooie omgevingen, met klaterende stroompjes, felgroen gras en nonchalant rondgestrooide keien overal. Het is hier prachtig. De grasveldjes ogen fluweelzacht, en het gekabbel van de stroompjes maakt me blij en rustig. Alsof ik even terug in de tijd ben. Ik kies een lunchplek tussen de hoge populieren langs een stroompje, en geniet van de geluiden van het stromende water en het ritselen van de gouden blaadjes boven me, terwijl ik knabbel op mijn broodjes en geniet van de warme zonnestralen. Ik heb zin om in het gras te liggen, mijn schoenen uit te doen en mijn voeten in de beek te hangen, even mijn ogen te sluiten terwijl de zon mijn gezicht kust. Ik doe het geen van allen. De wetenschap dat er nog veel kilometers en hoogtemeters gemaakt moeten worden, slaat de zweep over me, en zuchtend laat ik de prachtige plek met tegenzin achter me, en vervolg mijn pad.
Braamstruiken
Al snel word ik weer geconfronteerd met de slechte staat van het pad. Ik overdrijf niet, op sommige plekken ben ik op handen en voeten door doorgangetjes van amper een meter hoog gegaan, waarin de bramenstruiken zelfs de grond waarover ik kruip bedekken met hun scherpe stekels. Over stukken van 10 meter doe ik een half uur, waar takken van braamstruiken tot wel 5cm dikte alle kanten op groeien. Er is geen ontsnappen aan en het drijft me tot wanhoop. Telkens als ik een gevecht met die klotebegroeiing achter de rug heb, dient de volgende ondoordringbare massa struikgewas zich alweer aan. De doornen bijten zich vast in mijn armen, scheuren mijn vel aan mijn kuiten open, trekken krassen over mijn enkels en schenen.
Op mijn knieën gedwongen
Na de zoveelste keer dat ik vastgehouden en tegengewerkt word door die ellendige planten, is de wanhoop me compleet nabij. Zittend op handen en knieën zit ik volledig vastgeklit in de struiken en word ik overmand door verdriet en machteloosheid. Me verplaatsen betekent mijn knieën en handen in de doornen plaatsen. Mijn pet ben ik al eerder op de route kwijtgeraakt, losgerukt van mijn tas. Mijn pet is me dierbaar, het is mijn beschermeling tegen de felle zon bij gebrek aan zonnebril, en ook mijn hulpmiddel tegen de zwermen vliegen rond mijn hoofd. Nu ben ik hem kwijt door die vervloekte braamstruiken! Ik zie mezelf ineens zitten, gedwongen op handen en knieën, nederig gemaakt voor de elementen. Een zielig hoopje mens. Hete tranen zoeken hun uitweg: ‘waarom is er niemand om me te helpen!’ roep ik boos de ruimte in. Hoogtemeters kan ik hebben, dorst kan ik verdragen, vermoeidheid ga ik doorheen, maar deze omstandigheden nekken me. Zo hulpeloos en alleen heb ik me nog niet eerder in mijn tocht gevoeld.
Niemand komt je redden
Natuurlijk is er niemand om me te helpen. Ik kom nooit iemand tegen onderweg. Het zijn gedachtes die gek genoeg geruststellend werken. Het herinnert me aan mijn taak, aan wat ik te doen heb. Ik moet dit zelf oplossen. Het feit dat ik dit nu meemaak, betekent dat ik het aankan, ook al geloof ik het nog niet. In die wetenschap schuifel ik vooruit, de nieuwe pijn van de scherpe doorns incasserend. Hoe ellendig ik me nu ook voel, ik weet ook dat ik hier ben vanuit vrije wil, hoewel deze omstandigheden nogal onvoorzien zijn. Ik heb geen andere keus dan doorgaan, dus zet ik weer een stap, en nog een. Mijn vuilniszakje is aan flarden getrokken, en slechts restjes plastic van het tasje hangen er nog aan mijn rugzak. Ik voel overal stukjes plant, stekels, blaadjes, takjes, doorns in mijn nek, onder mijn banden van mijn tas, onder mijn shirt, in mijn sokken en schoenen.
Anderen komen hier ook doorheen
‘Waarom wordt dit pad niet onderhouden! Hoe doen andere wandelaars dit, in godsnaam!’ Er is geen andere route, geen alternatief, hoe gaan anderen hier dan mee om? De gedachte aan andere wandelaars geeft me op de een of andere manier ook kracht. Zij zijn er toch ook doorheen gekomen. Kom op, het is maar tijdelijk. Stap voor stap. Uiteindelijk lukt het me om uit de tunnels van ellende te komen, en word ik overvallen door een enorme opluchting. En angst voor herhaling. Ik bekijk mezelf, klop het meeste vuil, takjes, modder en blaadjes van mezelf af. Terwijl ik op adem kom, leun ik tegen de dikke boom vlakbij, de enige grote loofboom in de buurt. ‘Please, help me, laat dit de laatste keer zijn dat ik door die doornen heen moet. Geef me de kracht om door te kunnen gaan’, mompel ik tegen de krachtige stam.
De top bereikt
De route blijft ontzettend slecht aangegeven en laat me regelmatig verkeerd lopen en zoeken naar de juiste richting. Zelfs met mijn gps-bestanden op mijn horloge is het lang niet altijd duidelijk. Vaak moet ik na tientallen meters weer afbuigen de goede kant op, door dwars door een begroeid veld te lopen. Maar godzijdank nooit meer met zulke omstandigheden als eerder vandaag. Eindelijk bereik ik het hoogte punt van de gr7, en de top van de Sierra Nevada voor mij. De top is geen steile piek, maar een hoogvlakte met een bosrijke omgeving, waar een bezoekerscentrum en parkeerplaats met picknicktafels te vinden zijn. Ik ben opgelucht, blij en trots als ik de top haal, en onder de indruk van de hoogte: meer dan 2000 meter! Het is een bizar idee dat ik van de zee bij Tarifa tot hier, ruim 2000km hoog ben gelopen. Het is voor het eerst in mijn leven dat ik zoveel hoogtemeters heb bedwongen.
Uitzicht op de komende dagen
Het uitzicht na de top is bevreemdend. Ik kijk uit over een grote vlakte, die grotendeels gevuld is met een gigantisch complex van zonnepanelen en windturbines. Daarachter begint een volgende bergketen: Sierra de Baza, waar ik uiteindelijk ook naartoe zal lopen. Het afdalen kost me de laatste restjes energie, maar is gelukkig veel beter te doen dan het klimmen. Regelmatig zie ik stapels botten in de bossen liggen, zo te zien van herten of koeien die hier aan hun einde zijn gekomen. Ik loop eerst Ferreira in om uiteindelijk bij La Calahorra Uit te komen. Daar kom ik aan het einde van de dag vermoeid het hostal binnen gestrompeld. Met takjes in mijn haar, modder op mijn handen en knieën, bloed over mijn armen en benen en overal schrammen zie ik eruit alsof ik net van een veldslag af kom, en eerlijk gezegd voel ik me ook zo. Ik kan hier een kamer krijgen, en doodmoe ga ik douchen, waar het water bruin van het vuil is, en ik diverse doorns uit mijn huid trek.
Rustdag (eindelijk)
Ik zit er een beetje doorheen. Op dit moment hoop ik vooral dat ik hier kan eten, en dan morgen een rustdag kan houden, wat inkopen kan doen en kan uitslapen, lezen en schrijven. Ik ben op. Mijn voeten doen zeer als ik erop sta, mijn knieën voelen dik, mentaal zit ik er doorheen. Als ik na een uurtje met een drankje Steef bel, zeg ik ‘ik zie het niet meer zitten. De komende twee dagen bestaan uit 55km en wildkamperen, ik zie nu gewoon niet hoe ik dat moet doen’ en begin te huilen, voor de derde keer vandaag (driemaal is scheepsrecht, toch?). Zijn troost en nabijheid zijn even te veel voor me, juist als ik me al dagen ongezien en alleen voel. Etappes overslaan is geen optie voor me, uit principe wil ik alle meters zelf afleggen. Ik snak naar een rustdag na 3 weken onafgebroken lopen. Pas als Steef dit oppert, mag ik dit van mezelf als optie overwegen. Na lang dubben hak ik de knoop door: morgen blijf ik hier voor een rustdag. Een last valt van mijn schouders. Nu kan ik op mijn gemak voorbereidingen treffen voor twee dagen wildkamperen en hopelijk sta ik er na een rustdag anders in, en lukt het me weer om te genieten.